Ik werkte enige tijd als sorteerder bij PostNL in een grote hal. Daar trof ik, naast tijdelijke krachten, postbodes aan die er al jaren werken. Stoere types met spierballen. Ze spreken de taal van de straat en hebben een ruwe huid. Sommigen deden me aan de familie Overdijk denken. Ik vroeg zeven collega’s of ik hen mocht portretteren. Ik fotografeerde hen op de werkvloer. De sessies waren krachtmetingen maar ik liet niet los. Uit tientallen koos ik een foto en tekende die minutieus na. Ook betrok ik mijn man, journalist en postbezorger Ferry Wieringa bij het project. De postbodes zaten vol met verhalen. Ik was pas tevreden als zij zich volledig hadden blootgegeven (Hard//hoofd). (Het project is in ontwikkeling).
Ruud: ‘De post was een eiland. Een eiland zonder wetten. Ik heb weleens een straal water van een brandslang in mijn gezicht gehad. Ben ook weleens half in elkaar geslagen, gewoon om Ajax verloren had.’
Mustafa: ‘Ik heb alles aan de post te danken. Mijn huis, ik kan er de huur van betalen, gas en licht. Mijn vrouw kon erdoor overkomen uit Turkije. De post heeft me gemaakt tot wie ik ben.’
Dirk: ‘Alle jongens liepen met peuken in hun bek. En als je dan rookte dan was zware shag wel het stoerste. Stond ik daar met mijn tattoos in mijn posthemd, dat was me een partij stoer.’
Bas: ‘Ik houd van mooie kleding. Mooie kleding straalt autoriteit uit. Bij de post loop ik op oude gympen en in een bezweet vaal polootje.’
Ruud (Ananas), Wiljon, Mustafa, Dirk (Death or Glory), Alida, Bas (The Wolf of Wall Street), Jan, 100 x 70 cm, kleurpotlood op papier.