INTERVIEW MET MONICA OVERDIJK (Tekst: Laura de Bar | KunstenaarMagazine nr. 148, 2021)
Monica begint dit interview met zich te verontschuldigen voor het feit dat dit interview telefonisch plaatsvindt en niet via beeldbellen. Op het moment dat Monica het zegt lach ik het weg, maar later begrijp ik waar haar opmerking vandaan komt, wat had ik Monica graag even recht in de ogen aangekeken en daarbij ongemak, tederheid en misschien wel herkenning gevoeld.
Innerlijke kind
Monica komt met een tal aan tegengestelden wanneer ik haar vraag haar eigen werk te omschrijven: kleurrijk, indringend, ongemakkelijk, krachtig, teder. Ze vertelt me dat de mensen die ze uitkiest om te portretteren allemaal iets in zich hebben waardoor zij voelt dat ze dichter bij hen mag komen; iets kwetsbaars. Het proces voorafgaand aan het vragen of Monica iemand mag portretteren is nauwkeurig, hier denkt Monica lang over na. Zo iemand moet Monica triggeren, aantrekken, zelfs beangstigen. Mensen moeten transparant blijven en een verdere grens hebben waarbij Monica het gevoel heeft dat ze een stapje naar voren kan doen.
Intiem
Dat zorgt dan ook voor het effect dat Monica’s werk op anderen heeft, het creëert een intiem, confronterend maar ook comfortabel gevoel met de kijker. Monica’s werk kan je eigen masker laten afvallen. Het lijkt haar dan ook een uitdaging een portret van zichzelf te maken; het lijkt haar angstaanjagend zo naar zichzelf te kijken. Wanneer ik vraag of ze echt overweegt zichzelf te portretteren geeft ze aan dat zij vaak mensen uitzoekt die ook iets van humor in zich hebben: ‘ik geloof niet dat ik dat heb’. Monica vervolgt: ‘Ik vind vaak in de motoriek van mijn modellen iets grappig en ontroerend, ze hebben vaak iets van het kind nog in zich. Ik weet niet of ik dat nog heb. Vast wel, in het tekenen. Maar ik weet niet of het innerlijke kind nog naar boven komt in mijn voorkomen.’
Tante Ria
De serie van de broers en zussen van haar vader maakte Monica door de modellen eerst te fotograferen en later tekeningen van de foto’s te maken. Ook hier is Monica blij dat zij de artiest is en niet het model; ‘ik vind gefotografeerd worden ongemakkelijk, want je weet niet hoe iemand jou ziet en welk moment diegene kiest om jou te laten zien.’ Vanachter de camera heeft Monica de mogelijkheid om te observeren; wat is dit voor mens? Het lijkt alsof men je aankijkt terwijl de modellen niet in Monica’s ogen kunnen kijken, zij wel in die van hen. Juist die ongelijke situatie zorgt voor de tegenstellingen die volgens Monica in een beeld moeten zitten. Monica: ‘Ik wil dat de kijker denkt ‘wat is hier nu eigenlijk aan de hand? Wat voel ik en zie ik?’’. Monica portretteert juist ongemakken: de kreukel in de broek, de dingen die mensen niet willen laten zien, onvolkomenheden. Haar tante Ria had hier moeite mee; zij vond het onprettig dat haar onderkin zichtbaar was. Monica heeft haar toen uitgelegd dat het beeld een personage is van tante Ria; het is maar 1 seconde van wie Ria is. Daarnaast legt ze liever het kwetsbaarste beeld vast, omdat dat het spannendst is. Mensen die op dagelijkse basis (vanuit professioneel oogpunt) veel met hun uiterlijk bezig zijn, fotografeert Monica dan ook minder graag: ‘die mensen kennen zichzelf zo goed, dat is helemaal niet spannend, hun masker is te groot. Dat is geen uitdaging, niet interessant. De mensen die ik portretteer zijn zich niet zo bewust van zichzelf.’
Ome Wim
Over de serie over haar familie vertelde Monica me dat ze geïnteresseerd was in de familiegeschiedenis van haar vaders kant. Omdat het allemaal van die rouwdouwers zijn, met een harde eeltlaag. Ze presenteren zich op een manier alsof er met hen niks aan de hand is, terwijl het tegendeel waar is. Ome Wim bijvoorbeeld, is een hele stoere man, een bouwvakker. Oogcontact kreeg Monica nooit met hem, hij voelde ongemak wanneer zij dichterbij kwam en andersom ervoer zij dat ook zo. De camera hielp hierbij, omdat er wat tussen ome Wim en Monica zat, zo kon Monica Wim kwetsbaar vastleggen. Later, toen Monica de foto natekende, voelde het alsof ze nog dichter bij hem kwam, alsof ze helemaal in hem kon stappen. Na dit proces, was het ongemak weg, Monica en Wim konden elkaar toen gewoon aankijken, Wim keek terug.
Monica probeert zichzelf continue te overtreffen. Ze haalt er voldoening uit wanneer ze technische moeilijkheden tijdens het tekenproces overwint; dat betekent dat ze op een hoger niveau is gekomen. Monica streeft ernaar met haar kennis het volgende portret weer beter te maken. Een portret is goed wanneer ze er niet op uitgekeken raakt, wanneer het boeiend blijft.
OP BEZOEK BIJ MONICA OVERDIJK (Tekst: Hanne Hagenaars, Instagram, 2022)
Ze maakte een tekening van haar ouders, een prachtige maar wel een ‘gewone’ tekening, een ‘vaste’ zoals ze het zelf noemt. Nu maakt ze haar portretten zo transparant mogelijk. Liever geen definitieve vorm en door het plaatsen van eindeloos veel stippen zien personages er zacht en doorzichtig uit. Een portret van oom Piet waarbij het verdriet over zijn overleden dochter te zien is. Heel aandoenlijk op sloffen en in zichzelf gekeerd. Dat is ook het moment dat Monica steeds zoekt, als de man of vrouw haar aanwezigheid niet meer ervaart. Ze wil graag door hun emoties heen kijken, een connectie voelen, op het meest intense niveau. En dat zie je in haar tekeningen terug, ze zijn intens (…).
In 2024 was het portret van oom Piet onderdeel van de Limburg Biënnale bij Marres in Maastricht. Kunstenares en historicus Sandra Mackus schreef erover:
Tussen de vaak fel gekleurde portretten in de trappenhal van Marres, valt het lichte portret van een man op. Kunstenaar Monica Overdijk heeft haar oom Piet – tevens de titel van het werk – ten voeten uit geportretteerd. Vol concentratie en aandacht heeft ze haar tekening minutieus opgebouwd met kleurpotlood. Niets wordt geflatteerd, in tegendeel zelfs. De man lijkt ons ietwat ongemakkelijk aan te kijken en weet zich niet goed een houding te geven. Het portret roept daardoor kwetsbaarheid op, wat niet alleen door zijn houding wordt veroorzaakt maar ook door het zachte kleurgebruik, en de plaatsing in het midden van een groot vel wit blad. De ‘leegte’ rondom de man zorgt ervoor dat hij gevoelsmatig kleiner lijkt en op een afstand wordt gezet. Ook de afwezigheid van iedere context roept afstand op tussen ons en de geportretteerde. Je voelt je als beschouwer voyeur. De ongelijkheid tussen kijker en geportretteerde – die niet terug kan kijken – wringt. De man lijkt duidelijk niet gewend om in de aandacht te staan, maar wordt met dit portret als het ware voor de leeuwen gegooid.